Ik lig onder vuur. Bij mijn collega’s van de opmaak- en eindredactie. En nu ook bij De Nieuwe Chef.
ij mijn collega’s op de beeld- en opmaakredactie heb ik me onmogelijk gemaakt na een felle discussie over de waarde van beeldmateriaal.
Collega 1: Het probleem is dat je journalistiek denkt, Eduard
Collega 2: Ja. En zolang je zo blijft denken, blijf je problemen met ons houden.
Hierop zou ik kunnen terugzeggen dat journalistiek denken op de redactie van een krant toch niet echt verkeerd is - ook al ben ik ‘slechts’ een opmaakredacteur (‘vormgever’, zeggen ze hier). Maar ik weet dat het zinloos is.
Als we enkele weken later een nieuwe chef met dagbladervaring krijgen, spring ik een gat in de lucht. Die nieuwe chef zal het me vast niet aanrekenen dat ik journalistiek ben opgeleid. Bij onze kennismaking vertel ik dat ik ouderschapsverlof heb aangevraagd én gekregen. De Nieuwe Chef reageert enthousiast. Echt goed dat je je zo bij je kind betrokken voelt.
Het kan niet beter.
Dat is een misverstand, zo blijkt enkele weken later.
De hele voorafgaande week attendeer ik de nieuwe chef dat ik komende vrijdagmiddag ouderschapsverlof heb, zoals besproken. Het lijkt niet tot hem door te dringen, daarom herhaal ik het elke dag opnieuw. Tot het zover is.
Eind van de vrijdagochtend zeg ik hem gedag. Waar ga jij dan naartoe?
vraag hij. Ik vertel hem opnieuw dat ik mijn eerste ouderschapsverlof opneem om mijn zoon van school op te halen.
Het is een uur of elf op de de volgende dag: de zaterdagochtend. De telefoon. Het is de Nieuwe Chef. Niet een dag en tijdstip dat een chef doorgaans opbelt. Ik hoor hem iets inschenken.
De ochtend ervoor heeft hij me gezegd dat ik een uurtje later kon komen. Dat begreep ik al niet. Er was geen reden voor. Nu hangt hij aan de lijn om me toe te voegen dat ik een uur eerder moet komen. Daar is ook geen reden voor. Als ik er naar vraag, krijg ik geen antwoord, maar een woede-uitval.
Hoe haal je het in je hoofd om zomaar van je werkplek weg te lopen? Jij moest de pagina Techniek nog maken. Die heeft de hele middag door jou opengelegen.
Zomaar weglopen? Je weet toch dat ik oudersch...
.
Hij luistert niet.
Nu probeer ik mijn zin af te maken.
Chef, waarom luister je niet naar wat ik...?
Slecht luisteren? Wie ben jij wel om mij kritiek te leveren? Ik ben een zwaargewicht, weet je dat? Op mijn vorige werkplek hebben ze gehuild toen ik vertrok. Hier! (leest een grafrede voor die hij voor een overleden collega in een eerdere functie heeft geschreven en waar hij blijkbaar erg trots op is). En jij durft mij te bekritiseren? Wacht maar, je hebt me waar je me hebben wil, intrigantje. Voortaan zal ik je als een kleuter behandelen.
Drie kwartier lang probeer ik De Nieuwe Chef tot bedaren te brengen. Ik bied zelfs mijn excuses aan, al weet ik niet precies waarvoor. Tevergeefs. Hij wordt kwader en kwader. Door de telefoon hoor ik glas rinkelen. Een vrouwenstem op de achtergrond vraagt om te stoppen, maar hij raast door voordat abrupt de verbinding wordt verbroken.
Achteraf hoor ik dat de pagina Techniek, die mij doorgaans ten deel valt, de hele vrijdagmiddag heeft open gelegen.
Toen de collega’s de andere pagina’s dicht hadden, dacht De Nieuwe Chef dat het werk erop zat en dat een ieder ‘aan de witte wijn kon gaan’. Het volgende gesprek schijnt daarop grofweg te hebben plaatsgevonden:
Nee, de Techniek moet nog door.
Waarom is die dan niet klaar?
Die doet Eduard altijd
Waar is Eduard dan?
Die is vanochtend ineens weggelopen.
Dus die loopt zomaar weg zonder dat hij zijn werk doet?
Hij heeft ouderschapsverlof.
Ouderschapsverlof zonder overleg? Hij loop zomaar weg?
Wist je dat niet?
Nee, dit is onverantwoord. Weglopen zonder enig overleg. Met jullie en met mij. Ik weet van niets. En nu ligt er door hem nog een hele pagina open en kunnen we niet naar huis. Dit kan ik als chef niet permitteren! Ik bel hem morgen wel dat hij eerder moet komen. Dan zal hem wel stevig aan zijn verstand brengen dat dit niet kan. Als het niet goedschiks kan, dan moet het maar kwaadschiks.
Hoe kan ik mij nog redden op deze redactie. Met zo’n chef. En zulke collega’s?
Ik kan me nog alleen maar inhouden.
Toch gaat het deze maandag weer mis. De cartoonist levert zijn bijdrages altijd voor de krant van maandag, woensdag, en vrijdag. Om de dag. Door omstandigheden is de cartoon dit keer uitgesteld tot de volgende dag: de dinsdag.
Dan kunnen we de cartoon voor de woensdag het beste verplaatsen naar de donderdag
, zegt De Nieuwe Chef. Anders komt die er morgen en woensdag dus twee dagen achter elkaar in te staan.
Maar dan komt die cartoon op donderdag en vrijdag in de krant. Weer opeenvolgend
, riposteer ik.
Het schiet eruit voor ik het besef.
De Nieuwe Chef veert razend overeind en richt zich tot zijn geliefde eindredactrice.
Nou, van dat soort opmerkingen word ik dus kotsmisselijk. Het is om doodziek van te worden.
Mijn collega’s zwijgen. De eindredactrice knikt instemmend.
Hoe kom ik hier uit? Een week later ga ik op kousevoeten naar de hoofdredacteur. Ik zeg hem dat ik niet kan werken met een chef die onberekenbaar is. Hij is kortaf. Zegt dat hij het verhaal ook van een andere kant wil horen en stuurt me weg. Ik vrees dat ik bij de duivel te biecht ben gegaan.
Ik loop terug naar mijn plek en vang de blik van De Nieuwe Chef. Zijn gezicht is vuurrood. Hij doet me wat denken aan een indiaan met oorlogsschmink.
De eindredactrice kondigt een artikel over een bouwproject in Berlijn aan.
Dat treft
, zeg ik, want het ANP heeft net een foto online gezet over dat project.
Mooi
, zegt De Nieuwe Chef. Dan kun je die meteen in de prullenbak gooien.
Foute boel. Wat is er nu loos? Verkiest De Nieuwe Chef liever een krantenartikel zonder bijpassende foto? Gaat rancune boven nieuwswaarde?
Wat is hier aan de hand? Heeft de hoofdredacteur nu al...?
Zwijgend werk ik verder aan de nieuwspagina. Een foto van een bouwproject op Norderney. In het onderschrift staat dat het een eiland in de Oostzee is. Op kousevoeten loop ik naar de eindredactrice.
Sorry eh..., maar Norderney ligt in de Noordzee. Het is een waddenei...
Hebben we jou iets gevraagd??
Het is De Nieuwe Chef. Zijn gezicht is nog roder. Ik druip af naar mijn werkplek, maar met rasse schreden stuift hij op mij af. Ik vrees klappen. Hij leunt over mijn bureau. Richt zijn woedende hoofd pal bij mijn linkeroor.
Zo, en morgen gaan we het er hier eens over hebben wat we met je gaan doen, want dat is dringend noodzakelijk.
Beduusd en half verdoofd zwijgend stap ik naar de scanner. Mijn collega’s hebben een hekel aan het ding, dus meestal pak ik de taak op om de opgestuurde foto’s te digitaliseren. Hiermee kan ik niemand de resterende, voortkruipende tijd van deze ochtend lastig vallen.
Het is lunchtijd. Voor mij het moment om mijn ouderschapsverlof weer op te pakken.
Tot morgen
, zeg ik tegen de redactie.
Stilte
Tot morgen allemaal
, herhaal ik.
Het blijf stil.
Ik kijk nog één keer om als ik de redactie uitloop.
Niemand kijkt terug.
Ik zal deze plek nooit meer zien.
This Dutch gentleman plays 🇺🇦 music every day in The Hague (a subscriber sent me this). He also joined 🇺🇦 protests in front of the russian embassy.
— Anton Gerashchenko (@Gerashchenko_en) June 17, 2022
Thank you, Sir. Every voice, every action matters. We are grateful for support, it makes us stronger and will lead to Victory. pic.twitter.com/Vk3JlWsMA4