De Daal en Bergselaan voor de Tweede Wereldoorlog. Prachtige woningen. Allemaal gesloopt voor de tankafweer door de Duitse bezetters. Op de achtergrond zie je de huizen van de Wildhoeflaan in de Vogelwijk en daarachter zelfs al een duintop.Na de oorlog resteert rechts slechts een ruw terrein met stenen, rotsblokken en heuveltjes. Iedereen noemt dat ’t Veldje. Een ideale speelplek voor kinderen, die niets van deze trieste geschiedenis weten. Als het heeft geregend, staat er een diepe plas. Dan mag ik met laarzen aan naar school, zodat ik onderweg door die diepe plas kan waden. We blijven er lang plakken. Als we te laat thuis komen, zijn onze ongeruste moeders boos: Jullie waren zeker weer op ’t Veldje, hè??. Er staat nu een woonzorgcentrum van Florence.
  • De Daal en Bergselaan voor de Tweede Wereldoorlog. Prachtige woningen. Allemaal gesloopt voor de tankafweer door de Duitse bezetters. Op de achtergrond zie je de huizen van de Wildhoeflaan in de Vogelwijk en daarachter zelfs al een duintop.
    Na de oorlog resteert rechts slechts een ruw terrein met stenen, rotsblokken en heuveltjes. Iedereen noemt dat ’t Veldje. Een ideale speelplek voor kinderen, die niets van deze trieste geschiedenis weten. Als het heeft geregend, staat er een diepe plas. Dan mag ik met laarzen aan naar school, zodat ik onderweg door die diepe plas kan waden. We blijven er lang plakken. Als we te laat thuis komen, zijn onze ongeruste moeders boos: Jullie waren zeker weer op ’t Veldje, hè??. Er staat nu een woonzorgcentrum van Florence.

Kleuterjuf

Dit verhaal speelt van 1959-1960 op kleuterschool ‘De Orchidee’: deel van een groot scholen-complex in de Haagse Bloemen-buurt. De kleuterschool is verhuisd naar de Hyacintweg. Het deel van het scholencomplex aan de Zonnebloem-straat en de Daal en Bergeselaan zijn in de jaren ’90 gesloopt voor woningbouw.

door Eduard Bekker

D

e hele ochtend sta ik bij de deur te huilen en te wiebelen. Ik wil naar Mamma! Ik wil naar mijn broertje! Mamma is zomaar weggelopen en nu sta ik in een grote kamer met allemaal vreemde kinderen. Waarom doet ze dit? Komt ze nou nooit meer terug? Wat doen die andere kinderen? Spelen in een bak met bootjes, met blokken, met een puzzel. Waarom krijg ik geen puzzel? En dan die grote bruine tafel, waar kinderen met chocola spelen. Ze rollen er balletjes van en maken figuurtjes, maar steken het niet in hun mond. Is het dan geen chocola?

We krijgen melk. In een kleine fles met een dop. Andere kinderen hebben rietjes. Ik niet. Ik haal de dikke zilverpapieren dop eraf en probeer het te drinken zonder rietje. Alles over mijn tafeltje. Andere kinderen zien het. Ohoh, roepen ze. Vies!. Maar wat is dat daar? Een hele stapel papieren servetjes. Ik pak ze allemaal en veeg de melk overal op. Van de tafel en van de grond. Ik glunder naar de kinderen.
Kijk: ik heb alles opgeruimd.
Maar de juf ziet het nu en is boos. Kijk nou wat je hebt gedaan? Nu hebben we helemaal geen servetjes meer.

Nieuwe juf

Kijk, dit is Juffrouw de Jager. Dit is jullie nieuwe juf.
Dat zegt de oude juf. Ook voor Juffrouw de Jager ben ik bang, want ik ken haar nog niet. Maar ik luister goed naar haar. Kijk, zegt ze. Vandaag is de prinses jarig. Jullie mogen stukjes papier uitknippen en opplakken. En daarmee een figuurtje maken van de prinses..
Ik vind dat moeilijk. Tekenen kon ik al een beetje, want ik had het anderen zien doen. Maar hoe plak je een prinses?
Weetje wat? De prinses woont toch in een paleis? Dat is toch een soort kasteel, zoals in het sprookje van Doornroosje? Zo met twee van die torentjes? Dat is niet zo moeilijk. Ik ga aan de slag. Kijk eens, een heus kasteel.
Wat is de juf kwaad!
Dat is geen prinses! Dat is een kasteel. Waar is de prinses??
Die prinses zit in het kasteel. Dat is het paleis. Daar woont ze.
Woedend grist Juf het papier uit mijn handen en houdt het omhoog naar de klas.
Kijk kinderen. Jullie doen allemaal erg je best om een prinses te plakken, maar moet je kijken wat Eduard heeft gemaakt. Eduard kan niet luisteren. Jullie wel, hè?

Poppen

Mijn nichtjes hebben poppen. Dat vind ik leuk. Die hebben kleertjes aan. Die kun je aan en uittrekken, net zoals bij mezelf. Ik probeer die poppen van ze te pakken. Maar dat willen ze niet. En ze hebben een kinderwagen. Die ziet er net zo uit als een echte. Die kun je in- en uitklappen. Dat wil ik ook, maar ik mag niet van ze.
Nu wil ik ook een pop die aan- en uit kunt kleden. En een kinderwagen die je kunt in- en uitklappen. Mijn pappa en mamma vinden dat heel raar.
Ik ben jarig en word zes jaar. Ik krijg een kinderenwagen met een pop. Maar de kinderwagen is van pitriet en rotan. Die kan helemaal niet worden opgevouwen en kan bijna niet rijden met zijn houten wieltjes. De pop heeft wel kleertjes, maar die kunnen niet aan en uit. Ze zitten vastgeplakt.

Poppenhoek

Op de kleuterschool zijn nare kinderen. Mark is de naarste. In de jongenshoek zijn blokken en autootjes. En een bus met lampjes. Ik wil met de bus met lampjes spelen.
Daar mag je niet mee spelen, zegt Mark, die is van mij.
Die is niet van jou. Die is van school.
Nee, die is van mij. Niet van jou. Donder op!
Ik wil dan de blokjes pakken. Maar andere jongens duwen ze me weg.
Opdonderen jij. Jij hoort hier niet..
Daar sta ik dan. Alleen. Zonder speelgoed om mee te spelen.
De poppenhoek! Daar kan ik natuurlijk ook heen! Ik kijk of er een popje voor me is. Een popje dat je kunt aan- en uitkleden, net zoals bij mijn nichtjes.
Hé, ga weg jij. Jij hoort hier niet, roept Sylvia.
Ja weg jij, roepen de meisjes. Ga naar de jongens!
Wat doen die meisjes boos. Toch weet ik een popje te pakken waar niemand mee speelt. Met kleertjes. Maar ik kan het popje alleen uitkleden, als het beentje recht buig. Ik probeer het. Dan heb ik het los in mijn handen. Oh, wat erg. De pop heeft nu nog maar één beentje. Wat vreselijk!
Gelukkig had mamma gezegd dat als je iets per ongeluk doet, dat mensen dan niet boos op je mogen worden. Ik loop naar de juf. Ze wil me vast helpen als ik dat zeg. Dat het per ongeluk was.
De juf staat met haar rug naar me toe. Ze kijkt nooit naar me. Alleen naar andere kinderen. Maar nu draait ze zich om.
Juf, het beentje is van de pop af. Het ging per ongeluk
Wat? Moet je nou kijken wat je hebt gedaan! Wat moet je ook in de poppenhoek? Jij moet van poppen afblijven!
Ze is heel boos.
Het was per ongeluk, per ongeluk, per ongeluk!
Juffrouw de Jager houdt het popje in de lucht en roept alle kinderen.
Kijk, dit heeft Eduard gedaan. Hij luistert nooit en nu heeft hij dit popje stukgemaakt. Hij doet nu ook wat niet mag. Hij was in de poppenhoek en maakt de poppen stuk. Eduard is een stout kind.

Stenen

Ik mag al alleen naar huis lopen, want overal zijn verkeersbrigadiertjes die hielpen met oversteken. Nu komt boze Mark achter mij aan met zijn kleine broertje. Dat doet hij anders nooit.
Jij bent stom. Jij doet stom. Jij maakt poppen stuk. Jij moet dood!
Ik weet niet wat ik moest doen en daal af naar ’t veldje en hoop dat hij me met rust laat. Er is bijna niemand. Maar Mark en zijn broertje blijven achter mij aan lopen. Mark pakte een steen op en gooit die naar me. En nog een. En zijn broertje doet nu ook mee.
Jullie mogen niet met stenen gooien. Mamma heeft gezegd dat niemand dat mag doen.
Mark lacht en pakt nog een steen..
Er komt een grote jongen aan. , roept hij, dat zijn stenen van niets. Hij pakt een nog veel grotere steen. En gooit hem recht tegen mijn borst en ik val om op de natte grond.
Doet het pijn? Ja. Maar ik ben ook boos. Mamma heeft me gezegd dat je nooit met stenen naar andere mensen mag gooien. Ook niet als je boos bent. En nu gooien kinderen naar me met stenen, maar ik heb helemaal niets gedaaan.

Standje

Wat heb jij uitgespookt? vraagt mijn moeder als ik thuis kom en mijn vuile kleren ziet.
Mark uit mijn klas met z’n broertje en een grote jongen hebben stenen naar me gegooid. Dat mag toch niet?
Waarom deden ze dat?
Omdat ze vinden dat ik dood moet.

Mamma is erg kwaad. Ze zal me morgen van school ophalen en dan klagen bij de juf.

Als de school uit gaat en je gaat alleen naar huis, moeten we binnen in een rij gaan staan. Als het echt tijd is, roept de juf: De kinderen die alleen gaan! En dan mogen we weg.
Als mamma bij de deur komt om me af te halen, staan we al in de rij. Mamma zegt tegen de juf dat Mark en zijn broertje met stenen naar me hebben gegooid. Juffrouw de Jager loopt de rij langs en priemt haar vinger naar Mark en zijn broertje.
Ik heb gehoord dat jullie met stenen naar Eduard hebben gegooid. Willen jullie dat nooit meer doen?
Zo dat is dat. Nu hoef ik vast nooit meer bang van Mark te zijn.

Ik wil dood

De volgende dag loop ik na het middageten met mijn grote broer samen naar school, omdat hij op dezelfde tijd op school moet zijn als ik. Op het schoolplein slaat hij af naar zijn klasgenoten voor de lagere; ik loop rechtdoor naar de deur van onze kleuterschool.
Op het stoepje voor de deur zit Mark met om zich een een paar jongens van een andere klas. Hij heeft een bloedende knie.
Wat is er gebeurd?, vraag ik.
Jij hebt dat gedaan. Ja, jij heb mij op de grond gegooid.
Dat is niet waar.
Jawel. Jij heb mij op de grond gegooid.
Weet je wat jij bent? Een klootzak. Jongens, pak hem, pak hem!
Een vriendje stormt op mij af en schopt me waar hij me raken kan. Ik moet huilen.
Een jongen van de ‘lagere’, die ik nog nooit eerder heb gezien, ziet het. Als troost geeft hij me een piepklein plastic grijs poppetje: een duikertje. De school gaat aan.

In de klas ziet het er anders uit dan anders. Mark met knie en vriendje ziten voorin op losse stoelen, met hun gezicht naar de klas, samen met de jongens die me kort daarvoor hebben belaagd. Juf staat ernaast.
Kijk, kinderen, zien jullie Mark hier met zijn bloedende knie?
Jahaa, roept de klas. Ik ook.
En weet je wie dat heeft gedaan?

Eduard, Eduard, roepen een paar kinderen. Eduard heeft dat gedaan.
Ik schrik. Waarom doet de juf niets? Ze heeft Mark een paar dagen geleden toch ook een standje gegeven?
Ja, kijken jullie maar goed naar Eduard. Hij heeft beweerd dat Mark stenen naar hem gooide, maar hij heeft gelogen. Eduard is een naar jongetje dat Mark op de grond heeft gegooid en geslagen.
Ik heb het niet gedaan, schreeuw ik onthutst.
De juf richtte zich tot de knaapjes naast Mark.
Heeft hij het gedaan, Joop?
Ja.
Heeft hij dat gedaan, Rob?
Ja.
Kijken jullie maar eens goed naar Eduard. Zo ziet een slecht jongetje eruit. Een gemeen jongetje dat heel goed kan jokken. Nee. Liegen.
Sylvia, die naast me zit, steekt haar vinger op. Sylvia heeft knopjes in haar oren. En toen ze jarig was, had ze een heel mooie jurk met plastic bloemetjes erop.
Juf?
Juf, is liegen net zoiets als jokken?
Ja, maar dat is nog erger. Jokken doe jij vast ook weleens als je uit de trommel hebt gesnoept, maar liegen doen alleen heel slechte en gemene kinderen, zoals Eduard. Die zomaar andere kinderen op de grond gooit en dan zeggen dat ze het niet hebben gedaan. En die zegt dat kinderen stenen naar hem gooien, wat helemaal niet waar is. Je kunt het ook zien aan hem.
Irene steekt haar vinger op. Irene is lief en heeft zelfs een keer met me gespeeld.
Juf, toen ik op school kwam, had Mark al bloed op zijn knie en Eduard was er nog niet.
Klopt dat wat Irene zegt, Rob?
Nee.
Joop?
Nee.
Juf blijft boos, heel boos.
Kijk mij aan, zegt de juf.
Heb je Mark op de grond gegooid, ja of nee?
Nee
Nee hond?
Nee juf
Kijk, kinderen, dit is dus liegen. En heb je het gezien? Eduard kijkt mij niet aan. Daaraan kun je zien dat hij liegt. Zo zijn slechte kinderen.
Ik begin hard te huilen, want ik vind dit zo oneerlijk, zo gemeen. Ik ben niet slecht. Ik wil niet slecht zijn.
De klas moet lachen.
Ha, ha, hij zingt een slaapliedje, giechelt Sylvia naast me.

Ik wil dood. Nu meteen. Als mensen zomaar doodgaan, schrikken andere mensen vast daarvan. Zou Juf ook niet schrikken als ik dood was? Misschien krijgt ze dan wel medelijden met me. En begrijpt ze dat ik niets heb gedaan. En heeft ze spijt dat ze zo gemeen was.
In de pauze legde ik me op een bank neer en doe mijn ogen dicht. Zou ik nu dood gaan?

Hé, Eduard
Het is een stem van Hans Wassenberg. Ik doe mijn ogen open. Hij staat naast me met Arnoud en Mink.
Kom Eduard, kom mee ballen, doe je ook mee?
Ik kom langzaam overeind.
Kom nou mee. Vang de bal.
Hans gooit de bal. Ik vang hem.

Terug   > Home     > Thema’s       > Familieverhalen         > Jeugdtrauma's           > Kleuterjuf

De jeugd


Real Time Web Analytics
rss
De Blauwe Tram (1924-1961) die mij zo imponeerde als kind. Een dergelijk type wordt nu herbouwd.