Oud papier en ongewenst gedumpt grofvuil bij de ORAC’s pal voor mijn kantoorraam. Het levert me hoofdbrekens op. Bijna letterlijk zelfs. Een gebroken middenvoetsbeentje heb ik er in elk geval aan over gehouden.
oronatijd, opruimtijd. Mijn vrouw duikt de nis onder portiektrap in, waar ik door de jaren heen veel kartonnen verpakkingen heb gedropt. Tot mijn verbazing gaat het om vele tientallen dozen. Die houden heeft geen zin. Kleine dozen maak ik plat. De rest snij ik klein tot alles in mijn fietskarretje past.
De meeste buurtbewoners werken het karton en papier weg in de twee ORAC’s voor mijn kantoorraam, maar daarvoor zijn ze niet bedoeld. Op de Thomsonlaan, dicht bij het Valkenbosplein, staat een hele kluwen van containers die daar wél voor dienen. Daar breng ik het karton heen. Twee papiercontainers blijken gelukkig nog niet vol te zijn. Twee keer rijden met het karretje en we zijn van het karton af.
Maar de tweede keer gaat het mis. In een van de dozen tref ik nog plastic aan. Omdat mijn fiets met karretje tussen de containers staat en ik daar dus niet langs kan, loop ik om de containers heen om te kijken of er geen exemplaar bij zit voor plastic-afval. Die links daar achteraan misschien, met die groene sticker? Oh nee, dat is voor gl... PATS!
Ik heb niet in de gaten dat ik precies op de afscheiding tussen iets hoger en iets lager stap met mijn met rechtervoet, die ik prompt fors verzwik. Ik verlies mijn evenwicht en knal vol met mijn hoofd op de tegels.
Ik krabbel overeind. Duizelig. Ik zie sterretjes. Maar mijn hoofd schijnt het te hebben overleefd. Toch ga ik een tijdje zitten. Ik wil niet het risico lopen van mijn fiets te tuimelen, omdat ik toch nog mijn bewustzijn verlies. Ik kan me haast niet anders voorstellen, omdat ik zo ongelooflijk hard met mijn hoofd terecht ben gekomen.
Uiteindelijk stap ik weer op de fiets. Ik woon gelukkig vlakbij. Strompelend kom ik de keuken in. Mijn vrouw denkt dat ik weer eens overdrijf en toneel speel. Zou niet voor het eerst zijn. Maar dit keer is het echt. Een week lang strompel ik met hevige pijn in mijn rechtervoet voort, tot ik besluit toch maar eens naar de huisarts te gaan.
Dit keer niet mijn lieve vaste huisarts, maar een minstens even charmante jongedame. Ze onderwerpt me aan een reeks testjes die ik glansrijk doorsta, op één na: één voet direct voor mijn andere voet en zo steeds balancerend verder lopen. ik dreig elk moment mijn evenwicht te verliezen. Thuis herhaal ik het zoals ik het me van de lagere school herinner: niet naar je voeten kijken, maar verder voor je uit. Dat gaat veel beter. Maar bij de containers is het juist fataal gebleken.
Mijn kop lijkt dus toch in orde. Maar mijn voet vertoont één heel gevoelige plek. De arts twijfelt, want het zou misschien een breuk kunnen zijn. Ze verwijst me door naar het Westeinde Ziekenhuis, waar ik direct terecht kan.
De foto’s laten er geen twijfel over bestaan: mijn rechter middenvoetsbeentje is gebroken, dichtbij mijn hiel. Dat wordt zwachtelen. Ik kies voor zwart gips, want dat past naar mijn gevoel het beste bij de rest van mijn kleding. Het is tegenwoordig trouwens geen gips meer, maar epoxyhars, waarmee ze tegenwoordig ook boten bouwen en repareren. In dit geval geen boten maar botten.
Achteraf realiseer ik me dat ik deze dag zes keer op een wachtkamerstoel heb doorgebracht, waarbij ik in het ziekenhuis met vijf medewerkers te maken heb gehad.
Het is even wennen, zo’n verband. Ik ben nooit naar de wintersport geweest, dus ik dacht dat ik van gips gevrijwaard zou blijven. ’s Avonds komen al de eerste perikelen als ik mijn broek probeer uit te trekken. Uiteindelijk lukt het met moeite, dankzij het geduld van mijn eega.
Een broek áántrekken blijkt ook een uitdaging op zich: vooral omdat dat moet gebeuren zonder mijn voet te forceren.
Die doet nog steeds fors pijn, maar dat zal wel zo horen.
Inmiddels dient zich al het tweede afvalprobleem aan: de ORAC’s voor mijn kantoordeur. Het is hier (nog) geen Transvaal, maar toch wordt er ’s nachts illegaal gedumpt. Dit keer zijn het twee totaal verrammelde stoelen. Natuurlijk gebeurt zoiets pal voor het weekend.
Maandags doe ik de melding bij de gemeente. Binnen drie dagen - wat natuurlijk al belachelijk lang is – hoort dit zwervend grofvuil te worden opgehaald, maar donderdagavond staat het er nog steeds.
Vrijdagochtend bel ik weer met 14070 van de gemeente. Aanvankelijk krijg ik mevrouwen aan de lijn die mijn ‘klacht’ zullen doorzetten. Ik weet inmiddels dat dat zinloos is: die stoelen zullen niet meer worden opgehaald en weldra waarschijnlijk worden aangevuld met meer dumping.
Gelukkig krijg ik na enkele pogingen een man aan de lijn. Die geeft het eerlijk toe. Een melding doorgeven naar een onbestemd adres is het enige wat hij kan doen en hij geeft toe moedeloos te worden om iedereen het gevoel te moeten geven dat ze worden geholpen, terwijl hij inmiddels al heeft gemerkt dat dat zinloos is. Dan valt de verbinding weg.
Ik bel opnieuw. De volgende dame die ik aan de lijn krijg is bereid te doen wat haar collega al had willen doen: zorgen dat ik word teruggebeld door afdeling milieubeheer, die iets meer met het probleem te maken lijkt te hebben (14070 is een callcenter; meer dan op een paar knoppen drukken kunnen of mogen ze niet. Lof voor deze dame die iet smeer stappen onderneemt dan binnen haar bevoegdheid liggen).
En warempel! Ik word direct gebeld door een dame. Ze excuseert zich dat het ophalen bijna niet meer mogelijk is omdat het veel te druk is geworden met meldingen. Tegen beter in zet ze weer een melding door met het dringend verzoek dat het gedumpte meubilair dezelfde dag moet worden opgehaald. Wat niet gebeurt.
Maar toch. Een wonder geschiedt: een dag later, op zaterdagochtend, wordt de rommel alsnog opgehaald door een bescheiden karretje. Een van die karretjes die hier dagelijks voorbijtuffen, maar niet in actie komen als ze gedumpte rommel zien, als ze geen opdracht hebben om die mee te nemen. Het probleem ligt dus tussen het meldingsnummer en de ontvanger van de opdrachten: het Haags Werk Bedrijf. En het is waarschijnlijk te danken geweest aan een telefonist van 14070 die buiten zijn boekje is gegaan en contact heeft gezocht met de juiste instantie dat het gedumpte grofvuil toch is opgehaald.
Uiteindelijk is het dumpsel dus opgehaald, maar daarvoor heb ik een telefonade moeten houden waar ik een heel dagdeel aan kwijt ben geweest. Het is voor te stellen, dat de meeste inwoners van Den Haag de moed daartoe in de schoenen is gezonken, wat de bergen rommel rond de ORAC’s elders in Den Haag kan verklaren.
Om dit bericht toch positief te doen eindigen: kort voor de stoelendumping passeerde een veel te hoge vrachtwagen de Populierstraat en rukte daarbij een boomtak af. Om het groenbeheer in actie te krijgen heb ik slechts één keer een melding hoeven doen en slechts één keer moeten bellen (‘we hadden de melding gekregen dat het probleem al was opgelost’). Vervolgens werd niet alleen de afgerukte tak afgevoerd, maar ook de wond in de boom behandeld. Het is zeker niet voor eerst overigens dat op deze wijze schade aan bomen ontstaat, of erger.
This Dutch gentleman plays 🇺🇦 music every day in The Hague (a subscriber sent me this). He also joined 🇺🇦 protests in front of the russian embassy.
— Anton Gerashchenko (@Gerashchenko_en) June 17, 2022
Thank you, Sir. Every voice, every action matters. We are grateful for support, it makes us stronger and will lead to Victory. pic.twitter.com/Vk3JlWsMA4
Het ov zit hier bomvol