Je hebt hier toch niet drie jaar gestudeerd om een krant te plakken?
De reacties zijn niet mals op de School voor de Journalistiek als ik enthousiast vertel dat ik ben benaderd om met een jaarcontract als opmaakredacteur aan de slag te gaan bij Dagblad De Gooi- en Eemlander in Hilversum. Hoe zwaar het in het begin ook is geweest, ik heb totaal geen spijt van mijn start daar op de journalistieke werkvloer.
et is een tijd dat er weinig werk voor afgestudeerde journalisten is. Daarom worden op diverse redacties dankzij een extra bijdrage van de vaste krachten jaarcontractanten aangesteld. Daarvan ben ik er een. Ik word voor de opmaakredactie van De Gooi- en Eemlander benaderd, omdat ik tijdens mijn opleiding interesse heb getoond voor de vormgeving.
Het bedrijfspand van de Gooi- en Eemlander ligt in dit tijd aan de Hoge Larenseweg. Het is nog echt een dagblad in zijn oervorm met de persen op de begane grond: als de grond onder je voeten gaat trillen weet je dat de krant wordt gedrukt.
Maar vormgeving is eigenlijk een luxe-woord voor het opmaken van actuele nieuwspagina’s. Een krant opmaken in deze tijd, dat de computer op de redactievloer nog geen algemeen goed is, betekent stevig aanpoten. Binnen drie kwartier moet je op een A4-tje uittekenen hoe een pagina er uit moet gaan zien. Dit aan de hand van de aangeboden kopij en foto’s.
Dat houdt in: foto’s verschalen tot het juiste formaat, zodat de doka die op het juiste formaat van een raster kan voorzien, koppenbriefjes tikken, waar bij de tevens formaat en eventueel afwijkende lettertype aangeeft en zo nauwkeurig mogelijk uitrekenen hoeveel ruimte een artikel beslag neemt en dat uittekenen op de A4-tje, je ‘layoutje’. En dan zoveel mogelijk zorgen dat het allemaal op een pagina past, want lege witte ruimtes zijn taboe op nieuwspagina’s. En dat valt niet mee door tekst die op verschillende manieren binnen komt: getypt op diverse machines, soms zelfs handgeschreven bij sportpagina’s en uiteindelijk steeds vaker geprint op een dotmatrixprinter.
Werktijden zijn van 7.00 ’s ochtends tot 15.00 ’s middags, maar vaak ben ik al eerder klaar. Er zijn ook vroege diensten – van 5.00 ’s nachts tot 9.00 ’s ochtends. Er rijden nog geen nachttreinen tussen Hilversum en Utrecht en autorijden kan ik ook niet. Er rest dan ook niets anders dan de avond tevoren mijn bivak op de redactie op te slaan.
Om een uur of tien ’s avond duik ik met mijn slaapzak onder het bureau van adjunct-hoofdredacteur Wim Meiners (de enige ruimte met tapijt i.p.v. linoleum). De kamer daarnaast slaapt Jos Haagmans: de eindredacteur van dezelfde dienst. Die woont in Amsterdam en heeft hetzelfde probleem. Op recepties wordt hij wel eens benaderd met de vraag: Bent u niet die man die altijd op de krant slaapt?
.
Uiteraard is dit niet helemaal volgens de arboregels en dit mag dus absoluut niet uitlekken! Gelukkig is er op de redactie nog een heuse wasruimte met douches met een - jawel! - werkende geiser. Het is nog een restant uit de tijd dat er met loodzetsel werd gewerkt.
De sfeer is soms hard – deadlines zijn heilig bij een krant, want de pers moet op tijd draaien – maar wel kameraadschappelijk.
Er moet stevig worden doorgestoomd, en in het begin staat het huilen me nader dan het lachen als ik een pagina niet ‘dicht’ kan krijgen. Ook op de zetterij vallen soms harde woorden als de werkelijke tekstuitdraaien niet overeenkomen met wat ik heb geschetst, maar dat is in de deadlinestress begrijpelijk. Als ik na een korte tijd op de stadsredactie weer terugkeer op de opmaak en ik dat Harry Veltmeijer vertel, die op de zetterij de scepter zwaait, slaat die prompt een arm om me heen.
Want een korte tijd heb ik op de stadsredactie Hilversum verkeerd, want het einde van mijn jaarcontract hebben de twee ‘bodyguards’ van de redactie - te weten de adjunct Wim Meiners en Hans van Zenderen - het noeste plan opgevat om wat wijzigingen op de werkvloer aan te brengen. Daardoor beland ik ineens op die plek, waarop ik al een jaar lang door de glazen wand heb kunnen uikijken. Het is geen succes: met Hilversum heb ik als in Utrecht wonende Hagenaar geen enkele binding.
Probleem is ook dat het lijkt alsof er in de hele regio niets bijzonders gebeurt. Tijdens mijn stage bij de Haagsche Courant was het absoluut not done om over eindexamenstunts van de middelbare school te berichten, maar de Hilversumse redactie danst bijkans op hun stoelen als er daar zo’n aankondiging binnen komt. Zelfs bij een gezin dat een geknutselde Abraham-pop (bewoner 50 jaar geworden) in de tuin heeft gezet moet ik nog langs.
Mijn werk is vooral de politieverslaggeving en daar wringt ook de schoen. Net als ik als verslaggever begin is de heer Dani toegetreden als politievoorlichter. Die is doorgaans niet zo toeschietelijk wat feitenoverdracht betreft. De tweede dag dat ik op het politiebureau aankom voor de gebeurtenissen van de voorafgaande dag en nacht, is hij nog niet aanwezig. Ik ben alvast doorgelopen en ga tegenover zijn bureau zitten wachten. Dit stelt hij absoluut niet op prijs en voortaan moet ik me netjes melden bij de receptioniste.
Echt helemaal komt het niet goed. Bovendien ligt het me bijvoorbeeld helemaal niet om een restauranthouder, die slachtoffer is van een forse binnenbrand, het hemd van het lijf te interviewen. En al helemaal niet een juwelier die net is overvallen. Ik voel me daar echt heel genant bij.
Nóg genanter wordt het als het bericht binnenkomt dat een man onderkoeld in zijn woning is aangetroffen. Hij verblijft op een geriatrische afdeling. De man zelf wil best geïnterviewd worden, maar het hoofd van de verpleging is er tegen. Die wil alleen familie toelaten. Waarom heb je dan niet gewoon gezegd dat je familie was, in plaats van journalist?
bijt regiochef Yvette Lichtenberg me toe. Hier knap ik definitief op af.
Het duurt dan ook niet lang voordat ik weer mag terugkeren bij mijn vertrouwde plek op de opmaak.
Toch heb ik als stadsverslaggever nog een paar leuke klussen gehad: een bezoek bij een echtpaar dat zo aan de grond zit dat pal voor kerst hun gas en elektra wordt afgesloten. Dat artikel springt er echt uit in vergelijking met de foto’s van wijzende mannetjes en lege terreintjes waar ‘iets’ gaat worden gebouwd. Een dominee wil zelfs voor het paar gaan collecteren tijdens een kerkdienst. Dat lijkt niet nodig, want inmiddels heeft ook een bedrijf gebeld dat de man in kwestie een baan aanbiedt.
HILVERSUM - “Zet onze naam maar niet erbij. We zouden ons echt voor onze kennissen generen.” Een kat en hond liggen te knorren voor de gaskachel. Twee weken geleden had dat niet gekund. De vrouw: “Ik kwam ’s ochtends thuis en het licht deed het niet. Eerst dacht ik nog aan een doorgeslagen stop, maar al gauw had ik door dat ze alles hadden afgesloten, ook het gas.”
> MeerOok stuurt adjunct Wim Meiners me naar Amsterdam voor een interview met Ellen Blazer, de rechterhand van Sonja Barend. Ik kan haar direct na ‘Sonja op Zaterdag’ interviewen en kan die uitzending ook bijwonen. Ik zit pal achter Blazer en kan zo tijdens de uitzending letterlijk over haar schouder meekijken.
HILVERSUM - “Als we naar een programma toewerken komen er bij Sonja en mij altijd duizenden vragen op. Zo’n man als Alexander Pola vragen we werkelijk het hemd van zijn lijf, voordat het programma überhaupt begonnen is. Dat gaat volkomen automatisch. Die natuurlijke nieuwsgierigheid mis ik vaak bij journalisten. Die stellen me vaak vragen, waarvan de antwoorden al in hun eigen archief liggen.”
> MeerDe eind- en opmaakredactie bestaat uit een heel gemengd gezelschap, wat zorgt voor een prettige sfeer. Diverse opmaakredacteuren zijn ooit op ‘het steen’ (de zetterij) begonnen. Toen hoogdruk het loodzetsel ging vervangen moesten en er pagina’s tevoren worden geschetst en zijn zij opmaakredacteur geworden.
Mijn trouwe ‘slapie’ op de redactie Jos Haagmans is afkomstig van het communistische dagblad De Waarheid. Met die krant gaat het niet goed. De redacteuren die de bui van een ontslag al zien hangen zoeken elders werk. Jos krijgt als eindredacteur dan ook al snel gezelschap van de droge humorist Rob Bischoff en de ietwat nurkse Harry Homma. Met alle drie kan ik uitstekend overweg.
Mijn overbuurman aan het bureau is Willem Lanphen. Zijn koosnaam was ‘tuinkabouter’ wegens zijn weelderige baardgroei. Ook tamelijk nurks, maar bij hem is het eerder een pose. We blijken een gemeenschappelijke passie te hebben: schaatsen. En dat komt deze strenge elfstedentochtwinter van 1985 heel goed uit...
De Ankeveense Plassen zijn een centimeter of 40 diep en vriezen daardoor snel dicht. In de strenge winter van 1985 werkte ik bij De Gooi- en Eemlander in Hilversum als opmaakredacteur. Dagen achtereen schaatste ik vanuit de Oude Haven via vaarten en slootjes naar de Ankeveense plassen, die werden schoongeveegd vanuit de ijsclub. Daar schaatste ik dan langs om alsnog de entree te betalen en zo dit nuttig werk te steunen.
> MeerNadat de dooi weer is ingetreden schaf ik in de Kwantumhallen een opmerkelijk paar rolschaatsen aan: het zijn exemplaren waarvan je de wieltjes kunt los- en vastklikken. Dan zijn het gewoon stevige wandelschoenen. In tegenstelling tot conventionele rolschaatsen bevinden deze wieltjes zich niet onder de schoen, maar aan de zijkant, zodat het van bovenaf wel wat hebben van raceautootjes.
De dingen zijn heel praktisch: vanuit mijn huis aan de Utrechtse Breedstraat rolschaatsen ik naar het station. Vooral door Hoog Catharijne gaat het crescendo zolang ik niet door de beveiliging word gesnapt. Dan koppel ik de wieltjes los voor de treinreis en in Hilversum vervolg ik mijn weg naar de werkplek als rollend.
Die eerste dag gaat het niet helemaal goed: voor de grap vervoeg ik me ook rolschaatsend naar mijn bureau. Willem en Calvin, welke laatste druk telefoneert, zijn er al. Als ik wil gaan zitten schiet mijn bureaustoel - ook op wieltjes - naar achteren en mijn rolschaatsen doen het omgekeerde, waardoor ik languit op de vloer beland. Geschater alom. Heb je je bezeerd?
, vraagt Willem bezorgd. Nee? Gelukkig, dan ik even verder lachen.
.
Hij is zo nieuwsgierig dat hij rond lunchtijd vraagt of hij de rolschoenen ook mag proberen. Hilariteit alom en hij wil een wat groter vloeroppervlak uittesten. Gevolgd door een luidruchtige en schaterlachende meute van redacteuren begeeft hij zich naar de zetterij. Wim Meiners - hard zwoegend op zijn bovenkamer aan het redactioneel - schrikt op van de herrie.
Als hij zich een verdieping lager naar de redactie begeeft, treft hij daar regiochef Nol van Bennekom aan, die op zijn saxofoon aan het oefenen is.
Helemaal beneden aangekomen ziet hij Willem Lanphen op zijn rolschaatsen door de zetterij scheuren. Als een toerschaatser met zijn handen op zijn rug, maar ook zijwaartse truuks uithalen en pirouettes draaiend, alsof hij iedere dag op die dingen staat. De grafici zijn echter niet onder de indruk en werken stuurs door.
Onlangs hoorde ik nog van een ex-collega dat ik best wel voor reuring op de redactie zorgde. Deze dag was dat - mede dankzij de stunt van collega Lanphen - zeker het geval.
Uiteindelijk is het onzeker of ik kan blijven, omdat mijn jaarcontract voorbij is. Ik kan het werk als freelance rechtbankverslaggever overnemen van een vriendin. Maar chef Calvin is inmiddels aardig aan me gehecht geraakt (wederzijds, trouwens) en hij probeert me nog zo lang mogelijk in te zetten als uitzendkracht voor ‘moeilijke’ diensten, zoals de zaterdag- en sportopmaak. Maar eind 1985 is het dan toch echt voorbij.
De opmaakredactie is een relatief jong fenomeen bij dagbladen en is ontstaan, toen het loodzetsel werd afgeschaft.
> MeerDe foto’s zijn genomen met een Ricoh 35mm camera en ontwikkeld en zwartwit afgedrukt in mijn eigen toiletruimte annex donkere kamer aan de Utrechtse Breedstraat. Ingekleurd zijn ze met een onlinetool: de foto’s lijken daardoor toch wat actueler, al zal de kleurencombinatie van de kleren zeker niet altijd kloppen, want daar moet zo’n programma maar een slag naar slaan.
Van juni 1986 tot juni 1989 was ik opmaakredacteur op de Amersfoortse Courant. Enige maanden na mijn entree kwam er ook een nieuwe chef. Leo heette hij.
> MeerThis Dutch gentleman plays 🇺🇦 music every day in The Hague (a subscriber sent me this). He also joined 🇺🇦 protests in front of the russian embassy.
— Anton Gerashchenko (@Gerashchenko_en) June 17, 2022
Thank you, Sir. Every voice, every action matters. We are grateful for support, it makes us stronger and will lead to Victory. pic.twitter.com/Vk3JlWsMA4